Voorzitter IPO, Jaap Smit, over wat de provincies nodig hebben om de uitvoering van Rijksprogramma’s zoals NOVEX en NPLG in goede banen te leiden.
De rijksoverheid legt bij de provincies een grote verantwoordelijkheid neer voor de uitwerking en implementatie van rijksbeleid, zoals de woningbouwplannen, de Nationale Omgevingsvisie Extra (NOVEX) en het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Hoe kijken de provincies aan tegen deze uitdaging? Voorzitter Jaap Smit van IPO over wat de provincies nodig hebben om dit in goede banen te leiden.
Ruimte is schaars in Nederland, waardoor scherpe keuzes moeten worden gemaakt in grondgebruik. Tegelijkertijd neemt de druk op onder- en bovengrond steeds verder toe. Er moeten nieuwe woningen worden gebouwd en er is ruimte nodig voor onder andere verduurzaming van de landbouw, natuurontwikkeling, klimaatadaptatie, de energietransitie en de drinkwatervoorziening. Nederland robuust en duurzaam inrichten is een uitdagende puzzel, die vraagt om keuzes, slimme combinaties en innovaties: niet alles kan altijd en overal.
Provincies ‘in the lead’
De taak om deze belangen tegen elkaar af te wegen lag voorheen grotendeels bij de gemeenten. Maar inmiddels overstijgen de opgaven steeds vaker het gemeentelijk schaalniveau. Het Rijk heeft daarom besloten de regie in de ruimtelijke ordening terug te pakken. Daartoe is een aantal programma’s vastgesteld met ruimtelijk structurerende keuzes ten aanzien van nationale opgaven. De bedoeling van de rijksoverheid is dat de provincies aan de hand van deze Rijksprogramma’s de ruimtelijke regie gaan voeren. Zij moeten op basis van een nationaal startpakket voor hun eigen grondgebied een ‘ruimtelijke puzzel’ gaan leggen. Hoe kijken de provincies aan tegen deze uitdaging, wat hebben ze nodig om dit in goede banen te leiden? Jaap Smit, voorzitter Interprovinciaal Overleg (IPO): ‘Er ligt inderdaad veel op ons bordje en we willen graag onze bijdrage leveren, maar we kunnen dit niet alleen. De regionale ruimtelijke puzzel moeten we met alle stakeholders leggen. Daarbij is het belangrijk dat we voldoende instrumenten en middelen krijgen, en voldoende manoeuvreerruimte om onze taken te vervullen. We vragen dus om duidelijke wettelijke kaders en extra financiën. Dat laat tot nu toe nog wel te wensen over. We zijn daarom in gesprek met de rijksoverheid over wat wij kunnen doen en wat we daarvoor nodig hebben.’
Ruimtebehoefte in kaart
Eerst moet dus duidelijk zijn welke verschillende ruimtebehoeften er bestaan. De provincies zijn bezig om – samen met de waterschappen, gemeenten en andere stakeholders – de nationale opgaven en doelen ruimtelijk te vertalen, te combineren en in te passen in de provinciale plannen. Want pas regionaal wordt duidelijk waar de kansen liggen en waar het knelt. De provincies moeten hun plannen 1 oktober 2023 rond hebben. Kortom, de druk is hoog en de tijd beperkt.
Water en bodem sturend
Een van de rode draden door de verschillende onderdelen van het rijksbeleid is het beginsel ‘water en bodem zijn sturend’. Deze ambitie is niet nieuw, waarom zou het deze keer wel kunnen leiden tot andere keuzes? Smit: ‘De noodzaak om water en bodem als uitgangspunt te nemen voor ruimtelijke ontwikkeling is inmiddels voor iedereen klip-en-klaar. Het klimaat verandert, de weersextremen nemen toe en daarmee de risico’s. Als je kijkt naar de afgelopen jaren, zie je de noodzaak om te kunnen omgaan met overvloedige neerslag én met lange droge perioden. Dus water niet meteen afvoeren naar zee, maar opslaan voor later.’ ‘Er worden bijna een miljoen nieuwe woningen gebouwd, die allemaal moeten worden aangesloten op het drinkwaternet. Om de toenemende watervraag door de groei van de bevolking en de economie aan te kunnen, moeten we dus ook goed kijken naar strategische grondwatervoorraden en de toepassing van drinkwater. Misschien gaan we straks niet meer de auto wassen of de wc doorspoelen met drinkwater. De antwoorden voor de uitdagingen van nu en morgen vragen om creatieve en innovatieve oplossingen. Daarbij loop je wel aan tegen het feit dat we het in dit land allemaal zó goed hebben geregeld, dat er bijna niets meer kan. Oplossingen voor de voorliggende opgaven vergen flexibiliteit, óók in de wetgeving: daar ligt een belangrijke taak voor het Rijk.’
‘Ruimte is in ons dichtbevolkte land een schaars goed. Het wordt steeds drukker op het maaiveld en in de ondergrond, en daarom is het goed dat we nu gebieden aanwijzen voor aanvullende waterreserves, zodat ze ook in de toekomst goed beschermd zijn. Ook de kwaliteit van het water staat onder druk, zowel van het grondwater, als van het oppervlaktewater. Bij ruimtelijke ordeningskeuzes ten aanzien van landbouw, wonen en de vestiging van industrie is het daarom ook op het gebied van waterkwaliteit belangrijk dat water en bodem sturend zijn.’
Aan de voorkant betrokken
Voor de drinkwatersector zijn de te maken keuzes essentieel, zowel voor de beschikbaarheid als voor de bescherming van de kwaliteit van drinkwaterbronnen. Hoe komen drinkwaterbedrijven aan de juiste tafels, wat is uw advies aan de sector? Smit: ‘Zorg dat je vanaf het prille begin van planvorming aan tafel zit, zodat je er aan de voorkant voor kunt zorgen dat je belangen goed worden meegewogen. En als je geen uitnodiging krijgt, steek dan je vinger op en vraag om gehoord te worden. Ik heb overigens de indruk dat de drinkwaterbedrijven dat goed voor elkaar hebben. Ik kan me dan eigenlijk ook niet voorstellen dat de situatie zich zou voordoen dat een ruimtelijk ordeningsplan helemaal is afgerond en dat we er dan achter komen dat we ‘water’ vergeten zijn. In mijn eigen provincie, Zuid-Holland, is dat in ieder geval ondenkbaar. Wij werken in onze gebiedsgerichte aanpak altijd nauw samen met alle stakeholders in de regio, en daar horen de drinkwaterbedrijven uiteraard bij.’
Gebiedsregisseur
Vewin roept provincies op bij de uitwerking van hun NOVEX-startpakket keuzes te maken voor de ruimtelijke inrichting van hun gebieden die een duurzame en toekomstbestendige drinkwatervoorziening veiligstellen. Om ervoor te zorgen dat de waterkwaliteit in drinkwaterbronnen daadwerkelijk verbetert, is het van belang in de provinciale gebiedsprogramma’s een pakket van maatregelen op te nemen, waarmee de kwaliteitsdoelen aantoonbaar kunnen worden gehaald.
De drinkwaterbedrijven moeten hierbij goed betrokken worden, zodat ze hun kennis kunnen inbrengen van de problematiek in de regio en kunnen meedenken over mogelijke oplossingsrichtingen. Om te voorkomen dat de bescherming van drinkwaterbronnen ondersneeuwt in de veelheid van belangen in bijvoorbeeld het NPLG, pleit Vewin voor het instellen van een gebiedsregisseur in elke regio die zich hier specifiek op richt. Wat vindt u van dit plan? Smit: ‘Het Nationaal Programma Landelijk Gebied pakt vanwege het grote belang ook integraal de wateropgave op. Dat gaat ook over de drinkwateropgave. Er wordt in deze integrale gebiedsprogramma’s samengewerkt tussen provincies, waterschappen en gemeenten op het gebied van waterkwaliteit. En zoals ik al zei, zie ik daar ook een logische rol voor de drinkwaterbedrijven die op veel plekken al wordt ingevuld.’