Wetgevingsoverleg Water: Tweede Kamer eensgezind over belang schoon water, maar weg ernaartoe verschilt
Nieuws - 19 november 2024
Op 30 april presenteerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de Nationale Analyse Waterkwaliteit (NAW). Belangrijke conclusies zijn dat de waterkwaliteit, zowel oppervlaktewater en grondwater (vergrijzing) in Nederland de komende jaren naar verwachting verder zal verbeteren maar dat de doelen van de Kaderrichtlijn Water zonder aanvullende maatregelen in 2027 niet (overal) zullen worden gehaald. Om die doelen overal te halen is het volgens het PBL nodig om in een aantal gebieden de maatregelen te intensiveren om de belasting van het water met nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen te verminderen. Daarnaast wordt de waterkwaliteit bedreigd door onder andere opkomende stoffen en medicijnresten, die niet onder de KRW vallen. Het addendum van het NAW constateert dat de doelen voor de drinkwaterbronnen nog (lang) niet in zicht zijn en dat de kwaliteit van die bronnen onder toenemende druk staat.
Volgens Vewin onderstrepen de NAW en het addendum de grote zorgen over de toenemende druk op de waterkwaliteit en de kwaliteit van de drinkwaterbronnen (zie ook eerder rapport van KWR) en de urgentie van flinke aanvullende stappen.
Het PBL wijst erop dat de haalbaarheid van de doelen uit het waterbeleid sterk afhankelijk is van andere sectoren, zoals de landbouw, industrie en huishoudens. De verantwoordelijkheden voor het realiseren van een goede waterkwaliteit zijn daarmee verdeeld over een groot aantal partijen. Risico’s zijn dan versnippering en het ontbreken van gemeenschappelijke doelen. Het PBL onderstreept het belang van meer coördinatie, afstemming en integratie. Deze analyse onderschrijft Vewin. Dit vraagt om ambitie, een sterke regie van het Rijk, verbetering van de afstemming met andere beleidsdomeinen zoals landbouw en industrie en een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen. Hierbij moet prioriteit gegeven worden aan het realiseren van een goede waterkwaliteit van drinkwaterbronnen.
Eerder al vroeg de Tweede Kamer via moties (zie bv; motie Schonis: 35300-XII-68 en de motie Moorlag 35300-XII-70) de minister van IenW goede regie te voeren op de nieuwe KRW-plannen en daarbij prioriteit te geven aan de kwaliteit van drinkwaterbronnen. Goede samenwerking tussen alle partners binnen de waterketen en het waterkwaliteitsbeleid vraagt volgens Vewin ook om een vervolg op het Bestuursakkoord Water dat dit jaar afloopt.
Naast de kwaliteit van drinkwaterbronnen is de kwantiteit eveneens van belang voor de duurzame veiligstelling van de drinkwaterwinning. Wat de drinkwatersector betreft is de tijd rijp voor een nieuwe blik op de watervoorziening in ons land, zie de recente oproep van de Unie van Waterschappen en Vewin (Trouw, 24 April 2020, en het Vewin nieuwsbericht Drinkwaterbedrijven: Herstel de natuurlijke balans in het watersysteem 24 April 2020. De drinkwaterbedrijven willen daarbij méér dan tot nu partner zijn. Een partner die investeert en innoveert. Een partner die inzet van anderen vraag, maar óók een partner die de verbinding zoekt en wat te bieden heeft.
Het Ministerie van IenW zal eind 2020 de tweede Beleidsnota Drinkwater aan de Tweede Kamer aanbieden met de hoofdlijnen van het drinkwaterbeleid voor de komende 6 jaar. De uitstekende drinkwatervoorziening is voor de langere termijn niet vanzelfsprekend. Voldoende beschikbaarheid van schone bronnen is hiervoor een essentiële voorwaarde. De waterbeschikbaarheid en kwaliteit van drinkwaterbronnen staan echter onder toenemende druk, hierin is een trendbreuk nodig.
De Beleidsnota Drinkwater komt tot stand namens het Ministerie van IenW. Diverse beleidsmaatregelen en dossiers liggen op andere beleidsterreinen (BZK, LNV, EZK) die een grote impact hebben op de drinkwatervoorziening. De minister heeft toegezegd dat in de Beleidsnota Drinkwater expliciet wordt gemaakt welke inspanningen er vanuit beleidsterreinen buiten het drinkwaterdomein nodig zijn om te komen tot een toekomstbestendige drinkwatervoorziening in lijn met de Omgevingswet, de Drinkwaterwet, de Drinkwaterrichtlijn en de doelen van de KRW. Ook heeft zij toegezegd dat de implementatie van de Beleidsnota Drinkwater wordt versterkt door een gezamenlijk bestuurlijk vast te stellen uitvoeringsprogramma.
Vewin pleit ervoor dat de Beleidsnota Drinkwater concreet inventariseert wat in andere beleidstrajecten (de KRW-plannen, Deltaplan Zoetwater, Nitraatactieprogramma enz.) moet worden gerealiseerd teneinde de kwaliteit en kwantiteit van drinkwaterbronnen, die onder toenemende druk staan, te borgen.
Het bestuurlijk af te spreken uitvoeringsprogramma moet goede afspraken over eigenaarschap en doorwerking van de afgesproken acties richting andere ministeries en andere overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) bevatten, alsmede evaluatiemomenten om de impact van de Beleidsnota Drinkwater en het doelbereik te verzekeren.
Vewin stelt voor dat de toegezegde bestuurlijke uitvoeringsafspraak een bouwsteen vormt voor het vervolg op het Bestuursakkoord Water.
De NAW onderstreept dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn in de komende KRW planperiode tot 2027. Voorwaarden hierbij zijn (1) regie van de minister, (2) verbetering van de afstemming met andere beleidsdomeinen zoals landbouw en industrie, en (3) een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen. Tenslotte is ook een doorkijk naar de periode ná 2027 noodzakelijk. Hierin moet duidelijk geschetst worden hoe de waterkwaliteit en het watersysteem zich ontwikkelen in het licht van de klimaatverandering (met name droogte).
De conclusies van de NAW moeten landen in de stroomgebiedsbeheersplannen voor de komende KRW planperiode. Samen met de visie op het hoofdwatersysteem vormen deze mede de basis van het Nationaal Water Programma (NWP). Het NWP is ook de plek waar de minister de noodzakelijke aanvullende maatregelen moet benoemen en waarin een visie op het watersysteem ná 2027 moet landen.
De Tweede Kamer heeft in november 2019 via de motie Schonis (nr.35300-XII-68) de minister verzocht om regie te nemen in de nieuwe KRW plannen. Geef aan hoe het staat met de uitvoering van deze motie en op welke wijze wordt afgestemd met andere beleidsdomeinen, met name landbouw en industrie.
De Tweede Kamer heeft in november 2019 via de motie Moorlag (nr. 35300-XII-70) ook gevraagd in de planvorming prioriteit te geven aan de drinkwaterbronnen. Geef aan hoe het staat met de uitvoering van deze motie.
In 2018 zijn de Versnellingstafels Waterkwaliteit opgericht om via bestuurlijke afspraken en maatregelen het tempo te verhogen in de verbetering van de waterkwaliteit. Voor Vewin is het van groot belang dat de doelen van de Kaderrichtlijn Water voor drinkwaterbronnen tijdig gehaald worden, en dat daarbij de aanpak wordt meegenomen van nieuwe bedreigingen die nog geen onderdeel zijn van de KRW (zoals klimaatverandering, opkomende stoffen). De Versnellingstafels zullen daarom met concrete afspraken moeten komen waarmee de verbetering van de waterkwaliteit daadwerkelijk vaart krijgt. Omdat de Versnellingstafels in beginsel een looptijd hebben van twee jaar moeten de afspraken eind 2020 gemaakt zijn.
Zorg er met alle betrokken partijen voor dat de Versnellingstafels eind 2020 met concrete bestuurlijke afspraken komen, die doorwerken in de plannen voor de KRW en bijdragen aan verbetering van de waterkwaliteit en het halen van de KRW doelen voor drinkwaterbronnen.
Het RIVM heeft voor het ministerie van IenW INEV’s afgeleid voor de stoffen PFOS, PFOA en GenX. Bij overschrijding van de INEV’s in het milieu zijn maatregelen vereist. Deze INEV’s gelden onder andere voor grondwater dat wordt gebruikt voor de drinkwatervoorziening. De voorgestelde INEV’s zijn echter veel hoger dan de normen voor deze stoffen in drinkwater zelf. Hierdoor kan onder het niveau van de INEV’s geconcludeerd worden dat er geen sprake is van ernstige verontreiniging van grondwater voor de drinkwatervoorziening, terwijl de gebruikelijke zuiveringen van de drinkwaterbedrijven deze stoffen niet of nauwelijks verwijderen. In het Notaoverleg Bodem stelde de minister dat het in dat geval aan het lokale en regionale bevoegd gezag is om de afweging te maken wat het meest kostenefficiënt is: het saneren van de bodem en het grondwater dan wel extra zuivering bij de drinkwaterbereiding. Dit is volgens Vewin strijdig met het bereiken van de doelen van de Kaderrichtlijn Water en het zal leiden tot fors hogere kosten voor zuivering.
Stel de INEV’s voor grondwater dat gebruikt wordt voor de drinkwatervoorziening gelijk aan de indicatieve richtwaarden die voor deze stoffen gelden in het drinkwater zelf
De Staat van Ons Water beschrijft de uitstekende resultaten van het Bestuursakkoord Water. Het huidige Bestuursakkoord Water (BAW) en de aanvullende BAW-afspraken zijn een succesvol instrument gebleken en lopen eind 2020 af. De gestelde kostenbesparingsdoelen zijn behaald en er zijn grote stappen gezet op het gebied van de kwaliteit van dienstverlening en het verminderen van de (personele) kwetsbaarheid. De samenwerking tussen gemeenten, provincies, waterschappen en drinkwaterbedrijven is geïntensiveerd en biedt de burger en de waterpartners veel voordeel, inzicht en spin-off.
De gezamenlijke opgaven zijn groot en urgent, bv. ter verbetering van de waterkwaliteit, waterkwantiteit, ordening van de drukte in de ondergrond, de grote investeringsopgaven in de infrastructuur van de waterketen, klimaatopgaven en circulariteit. Wateropgaven kunnen niet meer sectoraal worden opgelost, het is daarom van belang dat oplossingen niet in deelsystemen worden bedacht maar dat gestreefd wordt naar de laagste maatschappelijke kosten en een doelmatige en duurzame waterketen en watersysteem. Vewin is een groot voorstander van een vervolg op het Bestuursakkoord Water. De totstandkoming van nieuwe afspraken tussen de partners vraagt om actieve bemoeienis, stimulering en facilitering van de minister van IenW.
Vewin vindt het belangrijk om de verworvenheden van het BAW te behouden en nieuwe afspraken te maken over de aanpak van uitdagingen waar samen optrekken meerwaarde heeft.
Vewin vraagt de minister van IenW het initiatief te nemen voor deze nieuwe afspraken.
Het Deltaprogramma Zoetwater heeft als doel de zoetwatervoorziening robuuster te maken voor toekomstige klimaateffecten. Met de drogere zomers van 2018, 2019 en de aanloop naar de zomer van 2020 zeer actueel. Onderdeel hiervan is het garanderen van voldoende zoetwaterbronnen voor de drinkwatervoorziening, zowel de beschikbaarheid als de kwaliteit. In West Nederland betreft dit het voorkomen van verzilting van de oppervlaktewater innamepunten (conform de motie Geurts), het garanderen van voldoende water en het verbeteren van de waterkwaliteit bij lage rivierafvoeren door internationale afspraken. In Noord, Oost en Zuid Nederland gaat het om het klimaat robuuste grondwaterbronnen als onderdeel van een klimaat bestendig watersysteem. Het gaat het om thema’s als actief grondwaterbeheer, klimaatbestendig land- en watergebruik, en waterbewustzijn en waterbesparing. De recente brief van de minister van BZK met aanvullingen op de NOVI stelt op het vlak zoetwaterbeschikbaarheid een voorkeursvolgorde voor. Het afstemmen van het ruimtegebruik op de waterbeschikbaarheid staat daarbij voorop.
Vewin onderschrijft dat de waterbeschikbaarheid leidend moet zijn bij de ruimtelijke inrichting en het landgebruik. In de uitwerking moeten water vasthouden, zuinig zijn met water, en water verdelen gelijkwaardig en evenwichtig benaderd worden. Het is zaak dat deze uitgangspunten goed doorwerken in de provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies.
Vewin bepleit een sterkere inzet op de ontwikkeling van “actief grondwaterbeheer” en een grotere rol van het Rijk daarin en het opnemen van de samenhang met de Structuurvisie Ondergrond, het aanwijzen van Aanvullende Strategische Voorraden voor de drinkwatervoorziening en de Delta-aanpak Waterkwaliteit (KRW).
Verder lezen? Vewin biedt meer informatie over dit onderwerp. Klik hiernaast om naar een gerelateerde pagina te gaan.
Nieuws - 19 november 2024
Nieuws - 11 november 2024
Nieuws - 5 november 2024