Wij maken op onze website gebruik van functionele en privacyvriendelijke analytische cookies om onze website te verbeteren. Indien u klikt op 'accepteren en doorgaan' tonen wij ook een social media button/feed. Aanbieders van die buttons kunnen cookies plaatsen ter herkenning. Wilt u dit niet? Kiest u dan voor 'geen social media buttons'. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.
Drinkwater is een eerste levensbehoefte. Het veiligstellen van onze bronnen en infrastructuur is van vitaal en nationaal belang. Art. 2 van de Omgevingswet regelt dan ook dat overheden bij het uitoefenen van taken en bevoegdheden rekening moeten houden met de duurzame bescherming van de openbare drinkwatervoorziening. In de omgevingswet wordt de bestuurlijke afwegingsruimte vergroot en zo veel mogelijk decentraal neergelegd. Nederland is echter gecommitteerd aan internationale afspraken op het gebied van waterkwaliteit: de Kaderrichtlijn Water, de Drinkwaterrichtlijn en beleid op het gebied van landbouwemissies en chemische stoffen. Het Rijk heeft hiervoor een systeemverantwoordelijkheid en een regiefunctie. Wij vragen daarom aandacht voor de volgende punten:
Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet moeten burgers en bedrijven als initiatiefnemer digitaal een melding kunnen doen van hun activiteiten in de fysieke leefomgeving en een vergunning digitaal kunnen aanvragen via het Omgevingsloket. Het digitale stelsel is een essentiële pijler voor het goed functioneren van de Omgevingswet. Op het gebied van drinkwater is het onder meer noodzakelijk dat voor initiatiefnemers duidelijk is of de voorgenomen activiteit dichtbij een innamepunt plaatsvindt of bij een waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied, boringsvrije zone of een strategische voorraad en welke regelgeving op dat moment geldt. Dit moet voor de initiatiefnemer direct helder zijn. Ditzelfde geldt voor de ligging van de meest kritische beschermde hoofdleidingen. Het is daarom van belang dat het DSO tijdig compleet en operationeel is.
In 2018 is een Motie van de leden Ronnes en Van Gerven (Kamerstuk 34 864, nr. 19) aangenomen die oproept om informatie over bodemverontreiniging in de Basisregistratie Ondergrond (BRO) op te nemen. Een goede ontsluiting van informatie over bodemverontreiniging is cruciaal voor bescherming van drinkwaterbronnen en (milieu)veilig werken aan drinkwaterinfrastructuur. Vanuit het voorzorgsprincipe en Europese regelgeving moeten de risico's van (historische) bodemverontreinigingen op bronnen van drinkwater of permeatie van leidingen worden voorkomen. Hiervoor is het noodzakelijk dat alle bekende en nieuwe bodemverontreinigingen in de BRO en dus in het DSO wordt opgenomen en dat daartoe afdoende financiering beschikbaar komt.
Zorg voor wettelijke verankering van de gebiedsdossiers in de omgevingswet, zodat de maatregelen uit de gebiedsdossiers opgenomen worden in de SGBP-en, en vervolgens getoetst wordt of de maatregelen hebben bijgedragen aan de doelen van de KRW. In de gebiedsdossiers worden vanuit de Kader Richtlijn Water (KRW) de risico's voor de bronnen van drinkwater vastgelegd zodat tijdig effectieve maatregelen kunnen worden genomen. De afstemming tussen het proces rond het opstellen van de gebiedsdossiers en de KRW-cyclus blijkt in de praktijk niet goed te functioneren. Daardoor is het onvoldoende duidelijk welke maatregelen uit de gebiedsdossiers opgenomen worden in bijvoorbeeld de SGBP-en om de KRW-doelen voor drinkwaterbronnen te kunnen halen. Daarnaast zijn de gebiedsdossiers niet wettelijk verankerd, waardoor betrokkenheid en inzet van de partijen wisselend is, en niet altijd de benodigde maatregelen worden genomen.
In het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (BKL) is opgenomen dat het verlenen van een omgevings- vergunning er niet toe mag leiden dat niet wordt voldaan aan de omgevingswaarden. Er zijn echter nog geen omgevingswaarden voor opkomende stoffen (voor overige antropogene stoffen bestaat slechts een signaleringswaarde) en voor grondwater waarvan drinkwater wordt gemaakt. Dit is wel van belang om te kunnen toetsen of een activiteit effecten heeft op de bronnen voor drinkwater.
Het Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL) benoemt activiteiten die onder algemene regels vallen of waarvoor een vergunningplicht geldt. Voor de activiteiten geldt een 'specifieke zorgplicht', die o.a. gericht is op vervulling van maatschappelijke functies waaronder de drinkwatervoorziening. Deze specifieke zorgplicht is onvoldoende eenduidig en te vrijblijvend beschreven (met formuleringen als 'redelijkerwijs', 'zoveel mogelijk'). Het komt aan op de eigen inschatting van de initiatiefnemer of er nadelige gevolgen optreden die onder de zorgplicht zouden kunnen vallen. Dit is moeilijk te handhaven voor het bevoegd gezag. Het is daarom van belang dat de formele betrokkenheid van het drinkwaterbedrijf geregeld wordt bij de aanvraag van een vergunning of het stellen van een maatwerkvoorschrift, bijvoorbeeld in ruimtelijke ordening, wanneer mogelijk effecten op de drinkwaterproductie optreden.
In het kader van de Delta-aanpak Waterkwaliteit is in 2020 vastgesteld dat er onvoldoende koppeling is tussen waterkwaliteitsdoelen en de opgave van de organisaties die zijn belast met vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van lozingen. Beleid en uitvoering sluiten niet goed aan en taken zijn versnipperd. We zien dit terug in de uitvoering van de bestuurlijke afspraken van de Delta-aanpak waterkwaliteit over het herzien van alle vergunningen voor ZZS stoffen. Dit stagneert omdat capaciteit en kennis bij omgevingsdiensten grote knelpunten zijn. Dit was ook de conclusie van de evaluatie van het VTH stelsel door de commissie Van Aartsen en de Kamerbrief versterking VTH-stelsel van 13 december 2021.
In de huidige Waterwet geldt dat het verboden is in water te lozen, tenzij hiervoor een vergunning is verleend. Handhaving van niet toegestane lozingen is door dit principe mogelijk. Onder de Omgevingswet wordt dit principe omgekeerd, waardoor handhaving lastig wordt. Alle activiteiten die niet specifiek zijn aangewezen vallen slechts onder algemene regels of zijn toegestaan. Dit staat op gespannen voet met het uitgangspunt van gelijkwaardig beschermingsniveau. De drinkwatersector vindt het van belang om het huidige principe uit de Waterwet te handhaven
Download standpunt
Vewin heeft het 'Handboek Omgevingswet voor een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening' opnieuw geactualiseerd. Dit handboek ondersteunt drinkwaterbedrijven (en overheden) bij het in de praktijk omgaan met de Omgevingswet die op 1-1-2024 in werking treedt.
Verzeker de (toekomstige) drinkwatervoorziening door te zorgen voor voldoende beschikbaarheid en benutbaarheid van drinkwaterbronnen in de regionale uitwerking van het NPLG en NOVEX