Wij maken op onze website gebruik van functionele en privacyvriendelijke analytische cookies om onze website te verbeteren. Indien u klikt op 'accepteren en doorgaan' tonen wij ook een social media button/feed. Aanbieders van die buttons kunnen cookies plaatsen ter herkenning. Wilt u dit niet? Kiest u dan voor 'geen social media buttons'. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.
In de ‘Structurele aanpak opkomende stoffen uit puntbronnen in relatie tot bescherming drinkwaterbronnen’ heeft de Minister van IenW aangegeven dat ze de mogelijkheid onderzoekt om informatievoorziening over geloosde stoffen te verbeteren. Vewin is een groot voorstander van deze verbetering, en benadrukt dat de concrete invulling van dit voornemen met prioriteit moet plaatsvinden. Momenteel treffen drinkwaterbedrijven nog te vaak stoffen aan bij hun innamepunt waarvan niet helder is wat voor soort stof het is, welke eigenschappen de stof heeft en wat de bron is. Dan stoppen de drinkwaterbedrijven hun inname en moet achterhaald worden wat de risico’s zijn en de mogelijkheden tot zuivering. Dit was o.a. het geval bij GenX en pyrazool. In plaats van deze ‘damage control’ achteraf is een aanpak aan de bron effectiever. Dan kunnen risico’s worden voorkomen en komen de kosten te liggen bij de vervuiler. Concreet houdt dit in dat industriële bedrijven een actueel overzicht moeten bijhouden van de stoffen die ze lozen, in welke hoeveelheden en combinaties. Daarnaast is het van belang dat bedrijven voortdurend hun afvalwater monitoren om zeker te weten dat de waarden binnen veilige marges blijven. Deze gegevens moeten worden gedeeld met de vergunningverlener en wanneer relevant met de drinkwaterbedrijven. Bij een dreigende overschrijding kan dan tijdig ingegrepen worden. Dit sluit aan bij de aangenomen motie Van Eijs c.s. (27625 nr. 389) die oproept zorg te dragen voor maximale transparantie over de stoffen die geloosd worden en de daarmee gepaard gaande risico’s bij de vergunningverlening. Maak bedrijven verantwoordelijk voor de bewaking van de kwaliteit van hun afvalwater door het verplicht stellen van een actueel overzicht van te lozen stoffen en continue monitoring van het afvalwater. De gegevens moeten gedeeld worden met de vergunningverlener en wanneer relevant met de drinkwaterbedrijven.
De bovengenoemde motie Van Eijs c.s. verzoekt de regering ook om concrete afspraken te maken over de bevoegdheden en rolverdeling van overheden bij (in)directe lozingen. In de Structurele aanpak onderschrijft de Minister dat extra aandacht nodig is voor correcte uitvoering en het oppakken van rollen, taken en verantwoordelijkheden van alle bevoegde gezagen. Uit recent onderzoek naar de praktijk van vergunningverlening (RHDHV rapport 2017) blijkt de noodzaak voor een verbeterslag. De rolverdeling is onduidelijk en bij betrokken instanties is niet altijd voldoende capaciteit en kennis beschikbaar. Vewin vindt het van belang dat de Minister op deze punten met bevoegde gezagen afspraken maakt. Daarnaast moeten de voorgestelde verbeteringen voortvarend worden opgepakt. Hierbij zal ook uitvoering van de motie Laçin (27635 nr. 391) behulpzaam zijn, die oproept een handreiking op te stellen voor het bevoegd gezag over hoe binnen de ABM- en de immissietoets rekening gehouden moet worden met de risico’s voor veiligstelling van de drinkwatervoorziening. De toets is verplicht en moet beter worden toegepast voor wateren die als bron dienen voor de openbare drinkwatervoorziening. Bij het opstellen van de handreiking is het van belang specifiek aandacht te besteden aan oevergrondwater. Oevergrondwater is rivierwater dat na bodempassage gebruikt wordt als bron voor drinkwater; dit is o.a. het geval bij de winningen van drinkwaterbedrijf Oasen. Omdat oevergrondwater formeel gezien wordt als grondwater, wordt hier vaak – onterecht - geen rekening mee gehouden bij vergunningverlening van lozingen op oppervlaktewater zoals een rivier. De vergunningverlening moet verbeteren op de volgende punten:- heldere afspraken tussen bevoegde gezagen over de rolverdeling bij (in)directe lozingen- uitvoeren van verbeteringen in de praktijk van vergunningverlening o.a. op het gebied van capaciteit en kennisontwikkeling- uitvoeren van de motie Laçin over een handreiking voor het bevoegd gezag t.a.v. de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening bij vergunningverlening- de ABM- en Immissietoets moeten toegepast worden bij oevergrondwater en indirecte lozingen
Download standpunt
Op 9 november jl. organiseerden Natuurmonumenten, Natuur & Milieu en Vewin een masterclass voor Tweede Kamerleden en fractiemedewerkers over de Kaderrichtlijn Water. Aanleiding voor de Masterclass is het Wetgevingsoverleg Water op 21 november, waar de Tweede Kamerleden met minister Harbers (IenW) zullen spreken. Een onderwerp dat bij waterbeleid hoog op de agenda staat is het bijtijds halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Immers, de deadline van 2027 is behoorlijk dichtbij.
Het Europees Parlement heeft een belangrijke stap gezet in de aanpak van chemische stoffen. Dit gebeurde door in te stemmen met het onderhandelingsakkoord over het aanscherpen van de Persistent Organics Pollutants (POPs) verordening. De lidstaten en het Europees Parlement spelen een belangrijke rol in de herziening van alle wetgeving op het gebied van chemische stoffen en zij hebben de oorspronkelijke voorstellen van de Europese Commissie om tot aanscherping te komen afgezwakt.
Aanpak lozingen van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) ter bescherming bronnen drinkwater wordt steeds urgenter. Lozingen moeten beter in beeld en vooral: beter gereguleerd.