Direct naar content

Behalen doelen Tweede nota duurzame gewasbescherming onzeker

7 januari 2019 Nieuws

​Schoon water in voldoende hoeveelheid is essentieel voor de drinkwatersector én voor vele andere gebruikers, waaronder de landbouw en de industrie. Gelukkig is er de laatste jaren een toenemend besef van de noodzaak om de waterkwaliteit te verbeteren, onder andere vanuit de Delta­aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater. Toch zijn er nog de nodige knelpunten, onder andere op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen. Onder de Delta­aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater zijn inmiddels drie bestuurlijke versnellingstafels opgezet, waarbij ook Vewin is betrokken. Twee tafels richten zich op gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten en op opkomende stoffen en medicijnresten.

In de Tweede nota duurzame gewasbescherming (2013­2023) zijn doelen en maatregelen opgenomen voor verduurzaming van het gewasbeschermingsbeleid. Een van deze doelen is dat er in 2023 nagenoeg geen overschrijdingen meer zijn van de drinkwaternorm en de milieukwaliteitsnormen in oppervlaktewater. Concreet betekent dit een afname van het aantal normoverschrijdingen ten opzichte van 2013 met 95%. Een tussendoel in 2018 is een afname met 50% ten opzichte van 2013. De Tweede nota duurzame gewasbescherming wordt momenteel geëvalueerd. De verwachting is dat het tussendoel en de einddoelen voor de waterkwaliteit met de huidige maatregelen niet gehaald zullen worden. In de Delta­aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater zijn gewasbeschermingsmiddelen als één van de prioriteiten benoemd waar versnelling nodig is om de waterkwaliteit te verbeteren. Vewin wil daarom dat er aanvullende maatregelen worden opgenomen in de afspraken die in het kader van de Delta­aanpak worden gemaakt, om de doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de Tweede nota duurzame gewasbescherming te kunnen halen.

Bescherming van de drinkwaterbronnen – grondwater en oppervlaktewater – is essentieel voor de productie van schoon drinkwater. Volgens de Europese Kaderrichtlijn Water moet de kwaliteit van de bronnen verbeteren, zodat de zuiveringsinspanning voor het maken van drinkwater op termijn kan verminderen. In de praktijk komen echter verschillende stoffen in de drinkwaterbronnen voor die een knelpunt vormen voor drinkwaterproductie. Eén categorie van deze problematische stoffen zijn bestrijdingsmiddelen.

Om de doelen van de KRW te halen en het hoofd te bieden aan nieuwe uitdagingen is extra inzet nodig voor het verbeteren van de waterkwaliteit. Dit blijkt uit wetenschappelijk onderzoek, maar ook uit de dagelijkse praktijk bij de drinkwaterbedrijven. Het rapport ‘Balans van de Leefomgeving’ van het Planbureau voor de Leefomgeving geeft aan dat in 2015 de normen voor bestrijdingsmiddelen bij meer dan 60% van de metingen in oppervlaktewateren werden overschreden. Daarnaast staat de kwaliteit van het grond­ water onder druk, door onder meer blijvende belasting met nitraat en door resten van bestrijdingsmiddelen. Uit verschillende monitoringsrapportages en onderzoeken (zoals de jaarrapporten van RIWA en het RIVM­rapport ‘Bestrijdingsmiddelen in grondwater bij drinkwaterwinningen’ uit 2016) blijkt dat bestrijdingsmiddelen en hun omzettingsproducten (metabolieten) in grote mate voorkomen in oppervlakte­ en grondwater dat gebruikt wordt voor de productie van drinkwater, en vaak in normoverschrijdende concentraties.

Bij een kwart van alle grondwaterwinningen bestemd voor drinkwaterproductie werden in de afgelopen jaren concentraties bestrijdingsmiddelen aangetroffen die de norm overschrijden of daar vlak onder zitten. Kijkend naar alle winningen voor drinkwaterproductie (oppervlaktewater­ en grondwaterwinningen) zijn bij een derde (dreigende) normoverschrijdingen vastgesteld. Er werden in totaal 49 verschillende stoffen in de winningen aangetroffen, waarvan ruim een derde niet meer toegelaten is.

Bestrijdingsmiddelen worden gebruikt in de landbouw en door particulieren. Sommige bestrijdingsmiddelen worden (deels) afgebroken tijdens hun passage door de grond, andere zijn persistent en komen dus in grondwater of oppervlaktewater terecht. Maar ook omzettingsproducten of hulpstoffen uit de oorspronkelijke middelen kunnen een probleem vormen. Bijvoorbeeld wanneer de middelen op verhardingen (dus tegels, asfalt, enzovoort) worden gebruikt. Ze komen dan via het riool of rechtstreeks door afspoeling in het oppervlaktewater terecht.

Drinkwater gaat over gezondheid en moet schoon en veilig zijn voor menselijke consumptie. Daarom zetten de drinkwaterbedrijven in op zo schoon mogelijke bronnen, onder het motto: ‘Wat er niet in zit, hoeven we er ook niet uit te zuiveren’. Dat sluit goed aan bij de Europese KRW­doelen, waaraan ook Nederland moet voldoen. Chemische stoffen, zoals resten of afbraakproducten van bestrijdingsmiddelen, horen dus niet thuis in de bronnen van de drinkwaterproductie, het grond­ en het oppervlaktewater. Evenals trouwens medicijnresten, hormoonverstorende stoffen, röntgen­ contraststoffen, microplastics en andere ‘opkomende’ stoffen en verontreinigingen. De drinkwatersector is voorstander van een aanpak bij de vervuiler, omdat het onwenselijk is dat de kosten voor het oplossen van deze problematiek bij de drinkwaterconsument moeten worden gelegd.

Er zijn concrete maatregelen vanuit de overheid nodig om de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in drinkwaterbronnen terug te dringen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het realiseren van een verbod op niet­professioneel gebruik van bestrijdingsmiddelen. Naast preventieve (nieuwe) maatregelen is meer aandacht nodig voor toezicht en handhaving van bestaande maatregelen, met name gericht op bescherming van drinkwaterbronnen.

De herziening van het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is hét moment om in te zetten op verdere verduurzaming van de landbouw en het verder verminderen van verontreiniging van bodem en water door landbouwemissies. In het toekomstige GLB zal meer aandacht moeten zijn voor de bescherming van drinkwaterbronnen in relatie tot gewasbeschermingsmiddelen. Om drinkwaterbronnen effectief te kunnen beschermen is stevig Europees water­ en landbouwbeleid nodig, dat goed op elkaar is afgestemd. Het is nodig om het GLB te ‘verblauwen’. Dit betekent dat in het GLB een verwijzing moet worden opgenomen naar de doelen van het Europese waterbeleid – in elk geval naar de kwaliteitsdoelen uit de Kaderrichtlijn Water – en dat de maatregelen uit het GLB moeten bijdragen aan het halen van die doelen. Om de waterkwaliteit te kunnen verbeteren en drinkwaterbronnen te beschermen is het van belang dat boeren die financiering ontvangen voldoen aan ambitieuze eisen op het gebied van waterkwaliteit. Vewin pleit daarom voor maatregelen rondom gewasbescherming, waarbij de verbetering van de kwaliteit van bodem en water vooropstaat, vooral als het om grondwaterbeschermingsgebieden gaat. Het uiteindelijke doel is een kwaliteit van het Nederlandse grond­ en oppervlaktewater die zó is dat er met weinig inspanning goed en veilig drinkwater van kan worden gemaakt. Om dit te kunnen bereiken is nu echt actie nodig.

Alexander van den Honert

Stuurgroepsecretaris Doelmatigheid, Transparantie & Waterketen

honert@vewin.nl

070 349 08 55

Contact

Naam(Vereist)
E-mailadres(Vereist)
Laat ons weten wat je bezighoudt. Heb je een vraag voor ons? Stel hem gerust.
*Verplicht veld

Abonneren Waterspiegel

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*
Adres*