Europees Milieuagentschap: meer actie nodig om waterkwaliteit Europa te verbeteren
Nieuws - 23 oktober 2024
Op 1 januari 2019 is Peter Glas begonnen als Deltacommissaris, als opvolger van Wim Kuijken die deze functie bijna 10 jaar vervulde. Glas is bepaald geen onbekende in waterland, met een 36-jarige historie bij het ministerie van (destijds) VROM, Deltares en de waterschappen. De eerste 100 dagen in de nieuwe functie zijn voorbij, dus hoog tijd voor een interview.
De focus van het oorspronkelijke Deltaplan, vlak na de Watersnoodramp van 1953, lag op veiligheid. In 2007 werd de Deltacommissie nieuwe stijl ingesteld, onder leiding van Cees Veerman. Dit leidde tot een advies in 2008 voor uitgebreide maatregelen en tot een wettelijke verankering. De hieruit voortvloeiende Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening van 2011 bepaalt dat er een Deltaprogramma moet worden opgesteld. Dit is de taak van de Deltacommissaris, waarna de minister van Infrastructuur en Waterstaat het op Prinsjesdag aanbiedt aan de Tweede Kamer. Voor het programma is jaarlijks zo’n 1,2 miljard euro beschikbaar uit het hiervoor ingestelde Deltafonds, dat valt onder de verantwoordelijkheid van de minister.
Wat zijn de prioriteiten voor de Deltacommissaris en het Deltaprogramma voor de komende jaren?
Glas: ‘De Commissie Veerman baseerde zich bij haar werk op de ogenschijnlijk eenvoudige vraag: ‘Kunnen we in 2050 nog blijven leven zoals we gewend zijn in onze delta?’. Daarbij dacht iedereen in eerste instantie vooral aan waterveiligheid, dus sterke dijken en een robuuste zeewering. Maar al snel werd duidelijk dat ook de beschikbaarheid van voldoende (zoet) water essentieel is voor het deltaleven, en dat we in dat kader een gezamenlijk antwoord moeten formuleren op de uitdagingen van de klimaatverandering. Zo is het ook in de wet terechtgekomen en dat zijn dus onze drie prioriteiten: waterveiligheid, zoet water en ruimtelijke adaptatie. Elk van die prioriteiten wordt jaarlijks uitgewerkt in een deelplan binnen het Deltaprogramma. Het is mijn taak om ervoor te zorgen dat deze drie onderwerpen de aandacht krijgen die ze verdienen. Dat doe ik door onder andere elk jaar met Prinsjesdag een update te presenteren en voorstellen te doen om ons land veilig en leefbaar te houden.’
‘Ik wil hier nog benadrukken hoe bijzonder vooruitziend en doortastend de politiek en de overheid destijds zijn geweest bij de ontwikkeling van de visie op het leven in de delta, zoals vastgelegd in de Deltawet. Het bijbehorende Deltafonds zorgt ervoor dat de invulling van deze nationale opgave voor de lange termijn gegarandeerd is. Dat zie je niet in veel andere landen, daar is Nederland vrij uniek in.’
‘Maar het feit dat we onze zaakjes op watergebied zo goed hebben geregeld, leidt ook tot een vervelende paradox. De OESO heeft dat een paar jaar geleden ook al vastgesteld: er is in Nederland een zeer hoge ‘watertevredenheid’, maar een laag ‘waterbewustzijn’. Men gaat ervan uit dat het met de waterveiligheid en de beschikbare hoeveelheid water wel goed zit, juist omdát het zo goed geregeld is. Maar dat is allemaal niet zo vanzelfsprekend als men denkt; daar moet door vele partijen hard voor worden gewerkt. Aan de Deltacommissaris dus de schone taak om te helpen dat bewustzijn te verhogen. Want in onze delta kun je nooit achteroverleunen; er is altijd werk aan de winkel!’
Het Deltaprogramma wordt jaarlijks geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Glas: ‘Tegelijkertijd hebben we de ritmiek van de Deltabeslissingen: die worden elke zes jaar herijkt, samen met de bijbehorende voorkeursstrategieën. Daar zitten we nu middenin. In het Deltaprogramma 2021 zullen we ook evalueren of de uitgangspunten van de Deltabeslissingen uit 2014 nog valide zijn. Daarnaast maken we doorkijkjes naar 2100.’
‘Wij gaan daarbij empirisch te werk, op basis van informatie die door alle stakeholders is aangedragen. We streven naar een solide fundament voor de beleidsbeslissingen: als de basis op orde is, kunnen we daar met z’n allen vertrouwen in hebben. Er is geen ruimte voor ‘fact-free politics’ op dit belangrijke dossier!’
In de laatste Deltanieuws deed u de uitspraak ‘De kracht zit in gezamenlijkheid’.
Welke rol ziet u voor de drinkwatersector in het licht van het Deltaprogramma?
Glas: ‘We spreken in Nederland veel over de waterketen: het geheel van partijen die een rol spelen in de watercyclus, van de bron tot het moment dat een waterdruppel in zee stroomt. De drinkwaterbedrijven vormen samen één van de waterketenpartners. De drinkwatersector is maatschappelijk-economisch een belangrijke speler in het totaal van het beheer en het gebruik van onze strategische watervoorraad. De sector draait volop mee in alle relevante gremia en overlegstructuren op het gebied van water. Als geen ander hebben zij kennis van vraag en aanbod van water in Nederland. Daardoor kunnen zij data aanleveren voor prognoses van watergebruik in de toekomst, die weer nodig zijn om onze strategieën te (her)ijken.’ ‘Ook zijn de drinkwaterbedrijven goed vertegenwoordigd in kennisinstituten en platforms op het gebied van innovatie en klimaatadaptatie.
Dat moet ook, want de opgaven op dit gebied zijn zó groot, dat kun je niet alleen. Ik denk dat de drinkwaterbedrijven hun rol en verantwoordelijkheid goed oppakken. Daarbij is het belangrijk dat alle partijen bereid zijn om echt samen te werken en elkaar niet te beconcurreren.’
‘Ik geef een voorbeeld: vorig jaar zat ik, nog als watergraaf van Waterschap De Dommel, in het kader van de droogte om tafel met de waterketenpartners in ons gebied: de provincie, gemeenten, LTO en het drinkwaterbedrijf. Het gesprek ging uiteraard over het verdelen van het schaarse zoete water, waarbij vooral naar de landbouw werd gekeken, omdat daar de nood hoog was. De directeur van het drinkwaterbedrijf gaf aan: ‘Ons uitgangspunt is: ‘minder is beter’.’ ‘Ik vond dat een mooi voorbeeld van het serieus invullen van je maatschappelijke taak: een bedrijf dat genoegen neemt met minder afzet en mogelijk een lager bedrijfsresultaat, ten gunste van anderen die het op dat moment harder nodig hebben. Het drinkwaterbedrijf ging praten met de grotere afnemers om hen te helpen hun waterconsumptie te verminderen. Ook startte men een publiekscampagne, gericht op het besparen van water. Aansluitend besloot de provincie te gaan overleggen met alle partijen aan wie zij een grondwateronttrekkingsvergunning hadden verleend, met het verzoek om te bekijken of ook zij hun ‘consumptie’ konden verminderen. Dat vond ik een mooi voorbeeld van de wisselwerking tussen waterketenpartners die hun verantwoordelijkheid nemen.’
In 2018 had Nederland te maken met extreem droog en warm weer.
Welke conclusies trekt u uit dat jaar? Verandert dit iets aan de scope van het Deltaprogramma, bijvoorbeeld meer aandacht voor hitte en droogte?
Glas: ‘Het is al meer gezegd: de zomer van 2018 was een wake-up-call én een stresstest. Enerzijds helpt dat ons bij het verhogen van het waterbewustzijn: opeens is ‘watertekort’ voor veel Nederlanders geen abstract gegeven meer, maar een herkenbaar en urgent probleem. Anderzijds denk ik dat we met z’n allen vorig jaar hebben bewezen dit soort crises aan te kunnen en dat we er ook veel van hebben geleerd. Een belangrijke realisatie is het besef dat er een ruimtelijke component aan de nodige oplossingen zal zitten. Er moet simpelweg ruimte worden gereserveerd voor bijvoorbeeld de aanleg van waterbuffers, of dat nu boven- of ondergronds is.’
‘De droogte van vorig jaar is geen reden om het Deltaprogramma volledig om te gooien of prioriteiten te veranderen. Maar het onderstreept wel nog eens het belang van voldoende zoet water en van het nemen van maatregelen op het gebied van klimaatadaptatie. En het bevestigt ook de juistheid van de beslissing om deze onderwerpen destijds op te nemen in het Deltaprogramma. Hebben we het goed gedaan? Ja. Kunnen sommige dingen beter? Ja. We hebben onze basis op orde, maar moeten wel alert blijven.’