Vewin vindt dat de voorstellen voor een nieuw belastingstelsel van de Unie van Waterschappen (UvW) niet voldoende bijdragen aan de verbetering van de waterkwaliteit en waterbeschikbaarheid. De UvW beoogt met een nieuw stelsel de waterschapsheffingen eerlijker, duidelijker en duurzamer te maken. Vewin stelt vast dat de voorstellen te weinig rekening houden met de noodzaak vooral de chemische waterkwaliteit te verbeteren. Ze bevatten geen prikkels om bijvoorbeeld vervuiling door industriële lozingen, gewasbeschermingsmiddelen of medicijnresten te ontmoedigen.
De maatregelen om natuureigenaren een fors hogere watersysteemheffing op te leggen zijn mogelijk zelfs contraproductief voor de kwaliteit en beschikbaarheid van oppervlakte- en grondwater. Vewin vindt dat de heffingen juist een voelbare prikkel moeten bevatten om de lozing van vervuilende stoffen te ontmoedigen en dat het voorstel om natuurbeheer te belasten teruggedraaid moet worden.
Vewin onderschrijft de beginselen die de UvW heeft gehanteerd zoals ‘wie profijt heeft, betaalt’, ‘de vervuiler betaalt’ en ‘de kostenveroorzaker betaalt’ maar plaatst vraagtekens bij de toepassing ervan.
Bij het berekenen van de zuiverings- en verontreinigingsheffing blijven namelijk belangrijke vervuilende stoffen, zoals uit industriële lozingen, gewasbeschermingsmiddelen en medicijnresten juist buiten beeld. En stoffen die voorheen wel meetelden in de berekening, zoals zware metalen en chloride, zijn zelfs uit de heffingen geschrapt.
De prikkel om vervuiling tegen te gaan wordt verkleind, wat Vewin geen toekomstbestendige keuze vindt. De bescherming van de waterkwaliteit, nu en in de toekomst, is juist een grote en serieuze maatschappelijke opgave. De voorstellen van de UvW houden slechts rekening met een klein deel van de huidige oorzaken van watervervuiling, namelijk het deel dat kosten voor de waterschappen veroorzaakt. Vewin vindt dat de zuiveringsheffing en de verontreinigingsheffing een voelbare prikkel moeten bevatten om de lozing van bestaande en nieuwe vervuilende stoffen te ontmoedigen.
Het voorstel om de categorie ‘natuur’ te belasten geeft een contraproductieve prikkel die teruggedraaid moet worden. Eigenaren van natuurgebieden moeten fors meer gaan betalen voor de watersysteemheffing, terwijl het beheer van natuurgebieden een belangrijke rol speelt in de bescherming van grond- en oppervlaktewateren. De waterkwaliteit en beschikbaarheid van zoet water hebben baat bij goed natuurbeheer. Het belang van de bescherming van drinkwaterbronnen wordt dus niet gediend met de extra belasting voor natuurbeheer.
Over de suggestie om de mogelijkheden van een heffing op onttrekkingen van grond- en oppervlaktewater nader te bezien is Vewin duidelijk: De provinciale grondwaterheffing voldoet en andere belastingen zijn niet doelmatig en onvoldoende effectief.
De voorstellen zijn gedaan door het bestuur van de UvW op basis van het eindrapport van de Commissie Aanpassing Belastingstelsel (CAB). In oktober spreekt de ledenvergadering van de UvW over de voorgestelde wijziging van de waterschapsbelastingen.