Wetgevingsoverleg Water: Tweede Kamer eensgezind over belang schoon water, maar weg ernaartoe verschilt
Nieuws - 19 november 2024
Zoetwaterbeschikbaarheid is na de langdurige droogte in 2018 een zeer actueel thema op de politieke agenda, zowel op nationaal regionaal niveau. Zoetwaterbeschikbaarheid komt ook uitgebreid aan bod in de initiatiefnota ‘Droge Voeten: Voor een klimaatbestendig Nederland’ van Tweede Kamerleden Tjeerd de Groot (D66) en Laura Bromet (GL). De initiatiefnota bevat onder andere specifieke voorstellen met betrekking tot de duurzame veiligstelling van de drinkwatervoorziening. Op maandag 1 juli debatteert de Tweede Kamer over deze nota. Zoetwaterbeschikbaarheid is niet vanzelfsprekend met het oog op klimaatverandering en een toekomstige stijgende (drink)watervraag. Klimaatrobuust waterbeheer is daarom essentieel. Vewin verwelkomt dan ook de oproep van de Kamerleden om meer na te denken over een klimaatrobuust waterbeheer. Vewin heeft echter kritische punten bij de oplossingsrichtingen die ze voorstellen. Ook de kabinetsreactie op de nota van minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat is kritisch.
De minister van IenW heeft op 20 juni de kabinetsreactie op de initiatiefnota verstuurd. Het kabinet geeft in de reactie aan dat zoetwaterbeschikbaarheid inderdaad een urgent probleem is, maar is ook kritisch op een aantal voorstellen uit de Initiatiefnota, net als Vewin.
In de initiatiefnota stellen De Groot en Bromet voor een landelijke verdringingsreeks voor grondwater in te stellen. De minister benoemt in de kabinetsreactie dat in het kader van de Beleidstafel Droogte onderzocht is wat het nut en de noodzaak van een landelijke verdringingsreeks voor grondwater zouden kunnen zijn. De conclusie is dat een landelijke verdringingsreeks niet veel effect zal sorteren omdat de gevolgen van grondwateronttrekkingen relatief beperkt zijn ten opzichte van het effect van verdamping. Een verdringingsreeks voor grondwater heeft daarom geen toegevoegde waarde voor het verbeteren van de zoetwaterbeschikbaarheid. Vewin is het hiermee eens. Belangrijker is de inzet op goed voorraadbeheer.
Zoet grondwater is een betrouwbare en voorspelbare bron voor drinkwater en in Zuid- en Oost-Nederland in ruime mate beschikbaar, dit heeft de voorkeur boven oppervlaktewater als bron. De Initiatiefnota stelt voor om ook in deze gebieden de voorkeur te geven aan oppervlaktewater. De minister stelt in de kabinetsreactie dat voor het bereiden van drinkwater een algemene voorkeur geldt voor het gebruik van de schoonste bron, en dat is, indien beschikbaar, grondwater. Onttrekkingsvergunningen zorgen dat de aanvulling en onttrekking van grondwater met elkaar in balans blijven, de effecten van onttrekkingen op grondwater worden dus afgewogen wanneer provincies vergunningen uitgeven.
De initiatiefnemers stellen ook voor grootschalig hergebruik van afvalwater mogelijk te maken. Het hergebruik van afvalwater is echter momenteel al mogelijk. De minister benoemt in de kabinetsreactie wel dat, ook al is afvalwaterhergebruik grootschalig mogelijk voor proceswater, het hergebruik van water voor andere doeleinden niet gangbaar is. Nederland is nog terughoudend met hergebruik voor andere doeleinden omdat de mogelijke nadelige effecten onbekend zijn. Op basis van de Kaderrichtlijn Water en de Drinkwaterrichtlijn geldt dat het hergebruik van water geen negatieve invloed mag hebben op de waterkwaliteit van drinkwaterbronnen. Het is daarom wat Vewin betreft belangrijk dat eerst een grondige risicoanalyse wordt uitgevoerd als waterhergebruik plaatsvindt.
Het voorstel uit de Initiatiefnota om nieuwe strategische watervoorraden te ontwikkelen is al staand beleid. Drinkwaterbedrijven en provincies kijken gezamenlijk waar Aanvullende Strategische Voorraden (ASV’s) aangewezen moeten worden en wat daar het beschermingsbeleid moet zijn. De minister bevestigt dit in de kabinetsreactie en stelt dat dit aansluit bij de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de Structuurvisie Ondergrond (STRONG). Vewin vindt het essentieel dat helder gemaakt wordt dat functiescheiding tussen mijnbouw en drinkwatergebieden hierbij het uitgangspunt is met het oog op de veiligstelling van drinkwaterbronnen.
Het gebruik van water is vrijwel prijsinelastisch: prijswijzigingen hebben zo goed als geen effect op de vraag naar drinkwater. Een heffing is daarom geen effectief instrument om het watergebruik op korte termijn substantieel te beïnvloeden. Ook de minister stelt in de kabinetsreactie dat het bieden van een heffing geen toegevoegde waarde heeft op het bestaande beleid. De minister benoemt ook dat regels voor waterrestricties een instrument bieden in geval van crisissituaties. Daarnaast staat de drinkwatersector voor het bewust gebruik van water, vanuit de optiek van duurzaamheid geldt voor de sector dat ‘minder gebruik altijd beter is’. In bijzondere gevallen, zoals extreme hitte of droogte, doen drinkwaterbedrijven een beroep op klanten het gebruik te spreiden, om zo piekbelasting van de infrastructuur te verminderen. Ook vragen drinkwaterbedrijven eventueel, afhankelijk van de regionale omstandigheden, het drinkwatergebruik te beperken. De ervaring uit afgelopen jaren leert dat dergelijke oproepen in zulke omstandigheden effect hebben.
Vewin is het eens met het voorstel waterbuffers creëren om verzilting in West-Nederland tegen te gaan. Ook de kabinetsreactie stelt dat het voorstel in de initiatiefnota voor het creëren van waterbuffers gezien kan worden als steun voor het beleid in het Deltaprogramma Zoetwater.
Het verplaatsen van innamepunten, zoals de Kamerleden stellen, lost de problematiek rondom droogte en klimaatverandering niet op, het is juist van belang dat de waterbeheerders verzilting van de bronnen tegengaan. De minister benoemt in de kabinetsreactie dat er via het Deltaprogramma Zoetwater wordt gekeken naar de mogelijke toekomstige verzilting van innamepunten voor de drinkwatervoorziening. Inzet is dat de verzilting van oppervlaktewater waar drinkwaterbedrijven van afhankelijk zijn voor de productie van drinkwater moet worden voorkomen. De Tweede Kamer heeft hiertoe ook opgeroepen via de motie Geurts (Kamerstuk 31 710, nr. 40).