Onbemand vliegverbod drinkwaterlocaties opgenomen in dronekaarten
Nieuws - 4 september 2024
Op circa 200 locaties in Nederland wordt grond- of oppervlaktewater onttrokken voor de bereiding van drinkwater. Circa 60% van ons drinkwater wordt gemaakt uit grondwater; 40% is afkomstig uit oppervlaktewater of oeverfiltratie winningen. In de Structuurvisie ondergrond (STRONG) en de ontwerp NOVI is drinkwater als nationaal belang benoemd. Waterwinning bestemd voor de drinkwaterproductie is een zeer kwetsbare functie.
In een recent KWR rapport is geconcludeerd dat de kwaliteit van drinkwaterbronnen in toenemende mate, en vanuit verschillende sectoren, onder druk staat, en dat deze druk in de toekomst waarschijnlijk nog groter zal worden.
PFAS zijn in lage concentraties wijdverspreid aanwezig. In 99% van de metingen in het oppervlaktewater dat voor drinkwaterproductie wordt gebruikt worden PFAS aangetroffen. In het grondwater dat wordt onttrokken voor drinkwaterproductie worden nog relatief weinig PFAS aangetroffen (1-4% van de metingen). Dit heeft grotendeels te maken met het feit dat deze winningen gebruik maken van het diepe grondwater. De kwaliteit van het water voor de oeverfiltratie winningen ligt globaal tussen die van grondwater en oppervlaktewater in.
PFAS zijn persistent, mobiel en sommige stoffen ook toxisch. Op dit moment zijn er zeer lage richtwaarden vastgesteld voor PFOA en GenX in drinkwater van respectievelijk 0,0875 µg/l en 0,15 µg/l. Voor PFOS zal op korte termijn eveneens een drinkwaterrichtwaarde worden vastgesteld. Omdat de huidige zuiveringen deze stoffen niet verwijderen is het van groot belang dat voorkomen wordt dat PFAS in drinkwaterbronnen terechtkomen.
PFAS zijn zeer ongewenst in drinkwaterbronnen en moeten aan de bron gecontroleerd, gereguleerd en gelimiteerd worden.
Grondwater als bron voor drinkwater
Vewin pleit voor bronbescherming en voorzorg in de gebieden voor de drinkwatervoorziening en toekomstige grondwaterreserves. We benadrukken dan ook het grote gezondheidsbelang van het hanteren van de bepalingsgrens van 0,1 µg/kg die in het handelingskader is opgenomen als norm voor de toepassing van niet-gebiedseigen grond/bagger in grondwaterbeschermingsgebieden. Dit uitgangspunt moet overigens gelden voor álle gebieden voor de drinkwatervoorziening: waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, boringvrije zones, en reserves voor de toekomst. Voor de verplaatsing van grond binnen deze gebieden kunnen lokaal hogere PFAS waarden worden toegestaan, mits er geen verslechtering van bodem- en grondwaterkwaliteit optreedt.
Vewin sluit zich aan bij en benadrukt het belang van handhaving van de norm van 0.1 µg/kg voor de toepassing van niet-gebiedseigen grond in grondwaterbeschermingsgebieden;
Deze gebieden moeten nader gespecificeerd en uitgebreid worden in ‘gebieden bestemd voor de drinkwatervoorziening’, te weten: waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, boringvrije zones, en reserves voor de toekomst;
Voor de verplaatsing van grond binnen de gebieden bestemd voor drinkwatervoorziening kunnen hogere PFAS waarden worden gehanteerd, mits er op gebieds- en locatieniveau geen sprake is van kwaliteitsverslechtering.
Oppervlaktewater als bron voor drinkwater
In het “tijdelijke handelingskader PFAS “ blijft het Ministerie bij de bepalingsgrens van 0,1 µg/kg d.s. voor het toepassen van grond in oppervlaktewater, gezien de mogelijke effecten naar het oppervlaktewater. Voor de verplaatsing van baggerspecie binnen hetzelfde oppervlaktewaterlichaam worden geen eisen gesteld omdat het uitgangspunt van stand-still dan niet in het geding komt. Het verplaatsen van verontreinigde bagger naar een locatie waar water wordt ingenomen voor drinkwaterproductie zou echter mogelijk lokaal tot hogere PFAS concentraties in het oppervlaktewater kunnen leiden. Het is daarom van belang om in dit soort gevallen altijd de kwaliteit van de baggerspecie te bepalen, en aan te tonen dat dit niet tot een lokale verslechtering van de waterkwaliteit leidt.
Vewin ondersteunt de lijn uit te gaan van de bepalingsgrens van 0,1 µg/kg voor de toepassing van grond in oppervlaktewater om de kwaliteit van het oppervlaktewater als bron voor drinkwater te beschermen;
Bij verplaatsing van baggerspecie naar (de omgeving van) een innamepunt voor drinkwaterproductie moet aangetoond worden dat dit niet tot een lokale verslechtering van de waterkwaliteit leidt
In het geactualiseerde tijdelijk handelingskader wordt een landelijke minimum toepassingsnorm vastgesteld van 0,8 en 0,9 µg/kg voor PFAS en PFOS voor de functies landbouw en natuur en maximale waarden van 3, 7 en 3 µg/kg voor respectievelijk PFOS, PFOA en GenX voor de functies wonen en industrie. Het is nog onvoldoende bekend wat het gedrag is van deze stoffen in de bodem en of dit ook veilige waarden zijn in relatie tot de grondwaterkwaliteit. De meetstrategie uit het handelingskader is daarom nuttig en gewenst om meer helderheid te krijgen over de aanwezigheid en het gedrag van PFAS in de bodem en grondwater, en de beoordeling van de nu voorgestelde tijdelijke hergebruikswaarden. We kunnen hier als drinkwatersector aan bijdragen door monitoringgegevens van PFAS in grond- en oppervlaktewater van de drinkwaterbedrijven te delen met het RIVM.
De drinkwatersector is bereid om beschikbare monitoringsgegevens van PFAS in (grond)water te delen met het RIVM in het kader van de meetstrategie, en om op basis van advies van het RIVM aanvullende monitoring van PFAS in (grond)water uit te voeren, mits risico-gestuurd monitoren hierbij het uitgangspunt is.
In de laatste jaren treffen drinkwaterbedrijven nog te vaak stoffen aan bij hun innamepunten waarvan niet helder is wat voor soort stof het is, welke eigenschappen de stof heeft en wat de bron is. Dan stoppen de drinkwaterbedrijven hun inname en moet achterhaald worden wat de risico’s zijn en de mogelijkheden tot zuivering. Dit was o.a. het geval bij GenX en pyrazool. In plaats van deze ‘damage control’ achteraf is een aanpak aan de bron effectiever. Dan kunnen risico’s worden voorkomen en komen de kosten te liggen bij de vervuiler. Het ministerie van IenW werkt samen met betrokken partijen aan beleid rond (de lozing van) opkomende (industriële) stoffen. Deze aanpak is mede tot stand gekomen door moties die de Tweede Kamer heeft aangenomen ter bescherming van de drinkwaterbronnen.
Internationaal is het van belang om PMT/vPvM stoffen (zeer persistente en zeer mobiele stoffen, zoals GenX) in REACH als zeer zorgwekkende stoffen te kunnen classificeren. Vewin pleit ervoor om deze classificatie niet per stof plaats te laten vinden (zoals recent met GenX is gedaan), maar om dit voor PMT/vPvM stoffen als groep te kunnen doen. Daarnaast vindt Vewin het belangrijk om een verplichting in REACH op te nemen dat bij registratie van een stof een inschatting gemaakt moet worden van de effecten die het vrijkomen van de stof kan hebben op de waterkwaliteit en het halen van de KRW-doelen, met name als het gaat om drinkwaterbronnen. Deze informatie moet beschikbaar zijn voor vergunningverleners t.b.v. het vergunningverleningsproces.
Vewin ondersteunt de inzet van het Ministerie van IenW op nationaal niveau en in EU verband rond lozingen van industriële stoffen gericht op de bescherming van drinkwaterbronnen;
In REACH moeten PMT/vPvM stoffen geclassificeerd kunnen worden als zeer zorgwekkend stoffen, en moet bij registratie van een stof een inschatting gemaakt worden van de effecten die het vrijkomen van de stof kan hebben op de waterkwaliteit en het halen van de KRW-doelen.
Verder lezen? Vewin biedt meer informatie over dit onderwerp. Klik hiernaast om naar een gerelateerde pagina te gaan.