CD VTH-stelsel
Standpunt - 4 december 2024
De brief van de minister en staatssecretaris van IenW en de minister van VWS voor het Commissiedebat PFAS en Gezondheid van 3 november 2022, met daarbij gevoegd het RIVM rapport “PFAS in Nederlands drinkwater vergeleken met de nieuwe Europese Drinkwaterrichtlijn en relatie met gezondheidskundige grenswaarde van EFSA”, onderstreept de zorgen van de Nederlandse drinkwaterbedrijven over PFAS in het milieu en de noodzaak van een ambitieuze bronaanpak.
PFAS komen bij de mens binnen via voedsel (vis, vlees, groenten, etc.), verpakking, kleding, cosmetica, lucht en drinkwater. Helder is dat de totale inname naar beneden moet. De innameroute via drinkwater is procentueel slechts een klein onderdeel (2‐17%). Om de totaalinname effectief te verlagen ziet de drinkwatersector het meeste perspectief in een voortvarende bronaanpak op Europees en nationaal niveau door een totaalverbod op PFAS en onmiddellijke minimalisatie van alle PFAS houdende emissies. Dit is uiteindelijk de beste manier om de totale inname van PFAS via alle bekende innameroutes te reduceren. Het voorgenomen onderzoeksprogramma van RIVM: “Hoe kan de PFAS‐blootstelling in Nederland verlaagd worden” moet hierin een belangrijke rol vervullen.
Beschouw in het voorgenomen RIVM onderzoek álle innameroutes van PFAS met het oog op effectieve maatregelen om de totaalinname van PFAS te verlagen. Neem in de uitwerking in ieder geval een voortvarende bronaanpak als scenario mee;
Baseer besluitvorming over maatregelen, die een ambitieuze bronaanpak kunnen aanvullen, op het volledige inzicht van de verschillende innameroutes en mogelijke maatregelen.
Vanzelfsprekend is de drinkwatersector ondertussen bezig om het afgesproken meetprogramma uit te voeren en waar mogelijk haar bedrijfsvoering te optimaliseren om PFAS in drinkwater verder te verlagen en wordt er onderzoek verricht naar de mogelijkheden om PFAS te verwijderen via verschillende technologieën.
De drinkwatersector vindt dat stoffen als PFAS in het geheel niet thuishoren in het milieu en in de bronnen voor drinkwater, grond‐ en oppervlaktewater. De drinkwatersector en de waterschappen pleiten voor een Europees totaal verbod van PFAS omdat ze slecht afbreken en daardoor in het milieu opstapelen.
Aanpak bij de bron (voorzorgprincipe) is praktisch en principieel altijd te prefereren boven een end‐of pipe oplossing. Vewin waardeert de in de brief genoemde inzet voor een zo breed mogelijk Europees verbod van alle PFAS via REACH en vooruitlopend hierop het nationaal verbod op het gebruik van PFAS in en op voedselcontactmaterialen. Maar Vewin blijft voorstander van een Europees totaalverbod en – vooruitlopend daarop – een ambitieuzere nationale aanpak.
Maak inzichtelijk op welke wijze invulling wordt gegeven aan de inzet voor een “zobreed mogelijk” Europees verbod. Wat is zo breed mogelijk?
Verken welke (wettelijke) maatregelen, naast het verbod op PFAS in voedselverpakkingen, nationaal genomen kunnen worden om de inname van PFAS te beperken vooruitlopend op het Europese verbod van PFAS via REACH
De drinkwaterbedrijven zijn blij met het besluit dat per direct vergunningen voor lozingen in afvalwater worden getoetst aan de door het RIVM geadviseerde richtwaarde van maximaal 4,4 nanogram PFOA equivalenten (PEQ) per liter aan PFAS om de innamepunten voor drinkwater te beschermen. In het nieuwsbericht hierover staat dat “Nieuwe vergunningen moeten hieraan voldoen, bestaande vergunningen worden hierop aangescherpt.” Vewin steunt deze aanpak en verbindt graag een planning en een einddatum aan deze urgentie.
Bevestig dat alle bestaande en nieuwe PFAS lozingen per direct en met urgentie getoetst worden aan de nieuwe richtwaarde van 4,4 ng PEQ /l en dat vergunningen waar nodig herzien worden. Verbind hieraan een einddatum van 2023.
Uitvoering van de herziening van de vergunningen van lozingen wordt in de brief gekoppeld aan het lopende traject rond de aanpak van lozingen van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS). Vewin maakt zich zorgen over de uitvoering, snelheid en effectiviteit hiervan. Uit het recente rapport “Evaluatie ZZS‐emissiebeleid 2016‐2021” is helder dat de bevoegde gezagen, en dan met name de omgevingsdiensten, heel beperkt zicht hebben op ZZS lozingen, en dan vooral de lozingen die niet‐vergunningplichtig zijn maar onder algemene regels vallen.
De brief van de bewindslieden voor het Commissiedebat PFAS verwijst ook alleen naar Rijkswaterstaat, die sinds 2019 slechts 100 van de 600 vergunningen heeft onderzocht op hun actualiteit (bezien) en geactualiseerd (herzien). De lozingen die vallen onder de verantwoordelijkheid van waterschappen, provincies en gemeenten (omgevingsdiensten) worden niet genoemd. Ook het antwoord van staatssecretaris Heijnen van 21 oktober 2022 dat ze niet tegemoet kan komen aan het verzoek van de Tweede Kamer om informatie over de uitstoot van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) door bedrijven, bevestigt dit beeld. Het is dus zeer de vraag of op deze wijze PFAS lozingen over de volledige breedte daadwerkelijk snel zullen worden beperkt.
Vewin vindt het, vooruitlopend op een totale restrictie, essentieel dat álle PFAS lozingen zo snel mogelijk worden geminimaliseerd. De Kamer heeft vorig jaar de motie 28089‐200 aangenomen van de leden Hagen, Bouchallikht, van Esch en Beckerman waarin wordt verzocht om zo snel mogelijk álle directe én indirecte lozingen van PFAS op oppervlaktewater te identificeren en te minimaliseren via vergunningverlening. De casus van 3M bij de Westerschelde leert dat dit niet alleen nationaal, maar ook internationaal noodzakelijk is.
Geef aan op welke wijze de regering uitvoering gaat geven aan de door de Tweede Kamer aangenomen motie rond de aanpak van de lozingen van PFAS over de volle breedte; dus niet alleen de lozingen die onder de vergunningplicht vallen, maar ook die onder algemene regels vallen.
Spreek met de buurlanden in het stroomgebied van Rijn, Maas en Schelde af om ook daar zo snel mogelijk alle directe én indirecte lozingen van PFAS op oppervlaktewater te identificeren en te minimaliseren via vergunningverlening.
De minister van IenW geeft aan dat hij de richtwaarde van 4,4 ng PEQ/l PFAS voor drinkwater overneemt bij het beoordelen van lozingen, om zo de innamepunten van de drinkwaterwinningen uit oppervlaktewater te beschermen. Als het gaat om het voorkómen van risico’s voor de volksgezondheid door verontreinigde bodems hanteert de minister een andere methodiek. Hij verwijst hiervoor naar de Indicatieve Niveaus voor Ernstige Verontreiniging (INEV) die door het RIVM zijn gepubliceerd. Deze INEV’s zijn onder andere bedoeld om te beoordelen of er sprake is van dusdanige bodemverontreiniging dat er maatregelen genomen moeten worden voor bescherming van drinkwaterbronnen. Deze INEV’s zijn echter veel hoger dan de richtwaarde van 4,4 ng PEQ/l en volstaan dus niet om onze drinkwaterbronnen effectief te beschermen. Vewin bepleit daarom om ook bij het vaststellen van de INEV’s uit te gaan van de voorgestelde drinkwaterrichtwaarde.
Baseer de INEV’s voor de beoordeling van risico’s van PFAS‐verontreinigingen in de bodem voor drinkwaterbronnen op de door het RIVM geadviseerde drinkwaterrichtwaarde.
Verder lezen? Vewin biedt meer informatie over dit onderwerp. Klik hiernaast om naar een gerelateerde pagina te gaan.